Een heleboel feiten over de geschiedenis van de Nederlandse wijn liggen onder een dikke laag stof. In de eerste eeuw deden de Romeinen aan wijnbouw in Engeland. De vraag is of zij dat kunstje ook in de lage landen deden. Het antwoord kennen we niet. Maar eerlijk gezegd ligt het niet voor de hand. Boven de grote rivieren stond het water de Germanen letterlijk tot aan de lippen. De bodem was zompig. Niet geschikt voor druiventeelt. Misschien in Limburg? Er zijn geen archeologische vondsten gedaan die wijzen op wijnbouw in de Romeinse tijd.
De Romeinen hadden niet geaarzeld als er kansen waren geweest voor wijnbouw. Een beetje wijn was geen luxe. Het was nodig om de legionairs in de benen te houden. Hun rantsoen kregen ze bij voorkeur betaald in wijn. Er moest gedronken worden! Dus als er in de lage landen geen wijn gemaakt kon worden, haalden de Romeinen het wel uit het zuiden. Langs de Moezel en de Rijn hadden ze de hellingen vol gezet met wijnstokken. Maar er kwam ook wijn uit Frankrijk en Italië naar de lage landen. Dat bewijzen de gevonden resten van amfora’s en wijnvaten.
Tussen 900 en 1300 na Christus werd het warmer in Noord-Europa. Het klimaat leende zich beter dan voorheen voor wijnbouw. Karel de Grote (768-814) gaf de druiventeelt een zet in de goede richting. Net als de Romeinen investeerde hij volop in de aanleg van wijngaarden langs de Moezel en de Rijn. Keizer Karel verbleef graag in Nijmegen. Maar hij zag het waarschijnlijk niet zitten om daar wijnstokken aan te planten. Het bewijs? Alcuinus van York, de leermeester en adviseur van de keizer, meed de lage landen. Hij kreeg daar tot zijn grote verdriet namelijk alleen maar pap voorgeschoteld: “Friezenland produceert geen olijfolie of wijn.”
Een oude oorkonde maakt melding van de eerste wijngaarden in Noord-Brabant en Zuid-Limburg. Pakweg 150 jaar na het bewind van keizer Karel. Gerberga van Saksen schenkt haar bezittingen in Meersen en wijde omstreken dan aan de abdij van Saint-Rémi in Reims. Helaas kunnen we niet uitsluiten dat deze oorkonde een vervalsing is. Maar hoe dan ook begint de Nederlandse wijngeschiedenis ergens in de late middeleeuwen. Toen bezat de Franse abdij met zekerheid wijngaarden in de lage landen. Een van die wijngaarden lag op de plek waar je nu Domein De Wijngaardsberg vindt. In Ulestraten. Daar nam Jules Nijst in 2002 het monnikenwerk over. Hij maakt mooie wijnen van klassieke druivenrassen. De voorloper van zijn wijngaard stond er zeker tot 1800.
Oude archieven geven soms opmerkelijke geheimen prijs. Op plaatsen waar in de recente geschiedenis van de Nederlandse wijn opnieuw wijngaarden zijn aangeplant, werd in een grijs verleden ook al aan wijnbouw gedaan. Bijvoorbeeld In de omgeving van Thorn, het witte stadje aan de Maas. Maar ook in de buurt van Epen, Maastricht, Schin op Geul, Sint-Pieter, Valkenburg en Vijlen. In het zuiden zijn de wijngaarden weer terug! Boven de grote rivieren werd er vroeger niet aan wijnbouw in het open veld gedaan. De wijngaarden kregen een plek binnen de muren van kastelen of steden. Dat gaf beschutting tegen de koude wind. Er waren bijvoorbeeld wijngaarden in de kastelen van Gouda en Schoonhoven. En binnen de stadsmuren van Amersfoort en Utrecht.
Die kennis danken we aan de reisverslagen van Lodovico Guicciardini. Deze Italiaan woonde rond 1600 in Antwerpen. Hij stelde vast dat de Nederlanden te koud waren voor wijnbouw. Niet zo gek, want de Kleine IJstijd zorgde in die periode voor strenge winters en koele zomers. Toch bleven de Nederlanders het proberen. Niet alleen in de koloniën, maar ook op buitenplaatsen. Het ideaal van de rijke grootgrondbezitters was om zelfvoorzienend te zijn. Er gaat niets boven groente en fruit uit eigen tuin! Daar kun je mee aankomen bij je gasten! Een van die buitenplaatsen was Hof te Dieren, op het randje van de Veluwe. Stadhouder Willem II kocht het in 1647. Tot de bouw van Het Loo was dit het favoriete jachtslot van de Oranjes. Willem III liet er tuinen en wijngaarden aanleggen. En sinds 2004 maakt Youp Cretier op deze plek biologische wijnen van nieuwe druivenrassen, waaronder een Cuvée Willem II.
Op dit soort buitenplaatsen overleefde de wijnbouw nog een poosje. Maar op andere plekken was er geen wijnbouw meer. Het verhaal gaat dat keizer Napoleon uiteindelijk de Nederlandse wijnbouw de nek omdraaide. Hij vaardigde in 1800 een verbod op wijnbouw uit. Om de Franse wijnbouw te beschermen. Maar is dat geen indianenverhaal? Napoleon gaf inderdaad opdracht om wijngaarden in België te rooien. Toen was de wijnbouw in België en in Nederland echter al ernstig in verval. Het is niet geloofwaardig dat de Franse keizer de Nederlandse wijnbouw de doodsteek gaf. De bedrijfstak was al niet meer te redden. En nergens is er ook maar een greintje bewijs van een verbodsbepaling te vinden.
In de 20e eeuw werd er een nieuw hoofdstuk geschreven in de geschiedenis van der Nederlandse wijn. Dankzij een paar dappere pioniers beleefde de wijnbouw een voorzichtige revival. De voorzet kwam van de Belg Jean Bellefroid. Hij vond in oude archieven aanwijzingen voor wijngaarden in de omgeving van Maastricht. Dat inspireerde Frits Bosch. Deze wijnhandelaar besloot in 1967 een paar honderd wijnstokken te planten. Bij de puinhopen van het middeleeuwse klooster Slavante in Maastricht. Na een enthousiaste start hield Bosch het al in 1969 weer voor gezien. Een jaar later volgde een Limburgse fruitteler zijn voorbeeld. Het was Hugo Hulst van de Apostelhoeve. Hij hield het langer vol. En daarmee is het domein op de Louwberg het oudste van Nederland.
In het spoor van Hulst volgden vóór 1990 nog andere pioniers. Hoeve Nekum (Maastricht), De Linie (Made), Fromberg (Ubachsberg), De Daalgaard (Cuijck en Agthuysen) en De Vier Ambachten (Zuidland) trokken de stoute schoenen aan. Zij kozen allemaal voor de aanplant van klassieke druivenrassen. Dat zijn de rassen die ook in Duitsland en Noord-Frankrijk staan, zoals auxerrois, chardonnay en riesling. Het accent lag op het maken van witte wijn. Tussen 1997 en 2005 groeide het aantal wijngaarden in Nederland explosief. Van 7 naar 40. Dat had alles te maken met de introductie van nieuwe druivenrassen. Deze rassen zijn schimmeltolerant en rijpen 2 tot 3 weken eerder dan klassieke druivenrassen. Ideaal in ons koele klimaat!
Het aantal wijngaarden boven de grote rivieren was in 2005 al groter dan eronder. Die trend zette door. Inmiddels telt Nederland meer dan 200 commerciële wijngaarden met een totale oppervlakte van pakweg 360 hectare. De meeste wijngaarden vind je in Gelderland en Limburg. Het meest zuidelijke puntje van Nederland is het grootste wijnbouwgebied. Zuid-Limburg heeft meer dan 100 hectare aan wijngaarden. Daarna volgt de Achterhoek met 38 hectare. De Betuwe, de Veluwe en de omgeving van Groesbeek zijn elk goed voor 12-15 hectare. In het recordjaar 2022 produceerden de Nederlandse wijnboeren 1,3 miljoen flessen.
Sinds 2017 ervaren we de gevolgen van de klimaatveranderingen. Het aantal zonuren is opvallend groter. En de temperatuur opmerkelijk hoger. Wijnboeren in Zuid-Europa vrezen voor hun toekomst. Het is te droog. En te warm. In het zuiden van Nederland wagen wijnboeren het om te kiezen voor klassieke rassen uit zuidelijke streken, zoals de witte chenin blanc, sauvignon blanc en sémillon. En de rode cabernet sauvignon en merlot. Het lukte Wijndomein Mergelsberg in 2018 zelfs om met een opbrengst van 90% een monocépage te maken van cabernet sauvignon. Boven de grote rivieren planten wijnboeren steeds meer chardonnay en pinot noir aan. De grenzen verschuiven.
Bronnen: de meeste informatie voor de geschiedenis van de Nederlandse wijn danken we aan het boek Wijnkronieken – Twintig eeuwen Nederlanders en wijn van Mariëlla Beukers. Deze informatie is ook te vinden in de app Nederlanders en wijn.